

In gesprek met Chantal Vos (Project Architect Interieur) van Kraaijvanger Architects.
Praktische idealisten, zo kenmerkt Kraaijvanger Architects hun team van 70 architecten, 3D visualizers, BIM-modelleurs en concept ontwikkelaars – specialisten op het gebied van interieur, architectuur en stedelijke ontwikkelingen. Al bijna 100 jaar opereren ze vanuit het Rotterdamse waar ze met de tijd mee zijn gegaan en vooruitkijken naar innovatieve en duurzame ontwikkelingen. Circulair bouwen is een van hun kernexpertises.
Er zijn veel opvattingen over duurzaamheid en circulariteit. Wat is jouw visie op deze begrippen?
Die termen worden soms holle begrippen en iedereen gebruikt andere parameters. Binnen het interieurteam van Kraaijvanger hebben we een visie uitgezet waarbij we kijken naar het groter geheel. Hoe verhoudt interieur zich tot architectuur, stad en natuur? Wij ontwerpen plekken voor mensen, op kleine schaal is dat bijvoorbeeld een eettafel of een werkruimte, maar een ecosysteem is ook een plek. Onze ontworpen plekken zijn onderdeel van dat ecosysteem. Door vervolgens de factor tijd aan een plek te verbinden ontstaat een etentje of een werkoverleg. Maar ook klimaat, of evolutie.Met onze projecten willen we een positieve impact creëren op mens en natuur die verder gaat dan de levensduur van wat we bouwen. Door op deze manier uit te zoomen maak je betere beslissingen voor de langere termijn. Of dat nou over een meubel gaat of over een volledig interieur, gebouw of landschap.
Dat klinkt filosofisch. Werkt dat ook zo in praktijk?
Waar de sector tegen aanloopt is dat er steeds sneller en voor minder gebouwd moet worden. Maar ook dat ontwerp- en bouwprocessen nog behoorlijk conventioneel zijn. Architectuur is in de eerste plaats een businesscase. Pas laat in het proces – vaak wanneer het gebouw al staat – komen interieur en natuur aan bod. Wat nu als we de natuur en het interieur vooraan in het proces zouden plaatsen, hoe gaan we dan het ontwerp- en bouwproces inrichten? Regelmatig wordt pas bij het ontwerp van het interieur in detail nagedacht over het gebruik van het gebouw. Eerder gemaakte beslissingen in het bouwproces kunnen dan meestal niet meer worden teruggedraaid. Neem bijvoorbeeld een kantoorgebouw waar de installaties zijn ontworpen voor een open kantoorlandschap maar de behoefte verandert, dan moeten of de installaties worden aangepast of de mens kan niet effectief werken. Beide opties zijn niet duurzaam! Door vanaf het begin techniek aan – veranderende – behoeftes te koppelen kan je een gebouw ontwerpen dat flexibel en daardoor meer toekomstbestendig is.
Kraaijvanger is een multidisciplinair bureau, leidt dit tot eerdere betrokkenheid van het interieurteam?
Ons interieurteam werkt regelmatig aan op zichzelf staande, externe projecten. Dan zijn we afhankelijk van het moment waarop we instappen. Hebben we een totaalopdracht voor architectuur en interieur dan werken we zo veel mogelijk integraal samen. Dat gebeurt nog niet altijd, het is een proces. Een voorbeeld van zo’n samenwerking is het ontwerp voor Huis voor de Stad Helmond vorig jaar. Een plek voor de inwoners van de stad en tegelijkertijd een werkomgeving voor ambtenaren.
Kan je een voorbeeld geven van de toegevoegde waarde van samenwerken in dit project?
Een standaard gridmaat die veel voor kantoorgebouwen wordt gebruikt is 1.80m. Kijk je echter naar opstellingen van werktafels, de ruimte die je daaromheen nodig hebt en de afstand tot de wand achter je (vastgelegd in NEN1824), dan werkt een veelvoud van 1.20m veel beter! Dus hebben we het grid kleiner gemaakt om zo de ruimte effectiever te kunnen gebruiken. indelen.
Daarnaast hebben we het installatieplan zo geëngineerd dat het kantoorconcept in de toekomst, zonder bouwkundige ingrepen, kan worden aangepast. De luchtcapaciteit kan namelijk per ruimte worden veranderd en ook wanden kunnen verplaatst worden zonder aanpassing aan de installaties.
Ook hebben we de sloop van het oude pand gekoppeld aan het nieuwe interieur. Van de gevel wordt een vloer gemaakt.
Hoe kan je beter samenwerken met externe partijen om duurzaamheid te verbeteren?
Er zijn steeds meer opdrachtgevers die hun wensen en eisen voor duurzaamheid al hebben geïntegreerd in de opdracht. Als dat niet zo is proberen we het PvE uit te breiden met ambities voor duurzaamheid op het gebied van techniek, materialisatie, circulariteit, levensduur, exploitatie en certificeringen zoals WELL. Zo kunnen we de ambities vertalen naar ontwerpcriteria waarmee we het ontwerp gedurende het hele proces goed kunnen sturen en toetsen.
Door eerder met de bouwende partijen aan tafel te gaan zitten. Vaak komen zij pas in het bouwproces op basis van een aanbesteed technisch ontwerp. Terwijl het voor een circulair ontwerp juist belangrijk is om al eerder in gesprek te gaan met de makers. Zo kunnen we ideeën uitwisselen over (los-)maakbaarheid en bouwtechnieken. Door samenwerking komen we tot slimmere oplossingen.
Als je het bouwproces zelf zou mogen inrichten wat zou je dan veranderen?
Ik zou graag meer invloed hebben op hoe we aanbesteden en op welk moment. Bij voorkeur draaien we samen met opdrachtgevers, bouwers en bouwmanagers vanaf het Definitief Ontwerp aan de knoppen. Om zo de juiste balans te zoeken door duurzaamheid, kosten, esthetiek en functionaliteit zorgvuldig tegen elkaar af te wegen. Op dit moment bijvoorbeeld verliest een vlaswand het vaak van een metal-stud, omdat deze veel duurder is. Door naar het gehele plaatje te kijken kan deze misschien behouden worden door een keuze elders.
Duurzaam bouwen kost op de korte termijn meer geld, mede doordat we hoogwaardige en pure materialen eerlijk willen toepassen. Bouwbudgetten worden meestal niet groter. Ik kies er dan liever voor om minder te maken en te kijken naar wat er daadwerkelijk nodig is voor een goed functionerend gebouw.
Verandert daardoor ook esthetiek in een circulair bouwproces?
Ja, maar tegelijkertijd denk ik niet dat het nodig is om circulariteit expliciet zichtbaar te maken. Het wordt een trend, wat per definitie niet duurzaam is. Zoek maar eens op Google naar circulair interieur. Dan krijg je een eclectisch geheel te zien met veel hout, zichtbaar hergebruik en (levend) groen, een eenheidsworst, terwijl het niet wenselijk is dat ieder gebouw er aan de binnenkant hetzelfde uit gaat zien.
We willen juist onderscheidende ruimtes maken. Plekken die herkenbaar en verrassend zijn. Onzichtbaar duurzaam gemaakt, waarbij de spanning wordt opgezocht tussen zachte en harde materialen, reflecterend en niet-reflecterend, transparant en niet transparant, veel of weinig contrast. Zo vergroten we de kwaliteit van een ruimte.
Als je losmaakbaarheid als uitgangspunt neemt, dan ontkom je er toch niet aan dat je dit terugziet in de detaillering en dus de esthetiek?
Het is een samenspel van materiaal en detail. Soms kies je ervoor om iets zichtbaar ‘remontabel’ te detailleren omdat het mooi is als je ziet hoe iets verbonden is. Maar het omgekeerde, het niet zien, leidt tot een vorm van magie. Het ligt aan je bevestigingsprincipe, om een kast onzichtbaar los te monteren kan je bijvoorbeeld een magnetische verbinding toepassen.
Maar als je samengestelde materialen remontabel wil monteren, dan verandert de detaillering, omdat we niet verlijmen. Bij de keukens voor het nieuwe hoofdkantoor van PostNL hebben we zelfhelend staal met kopnagels op een basisplaat vastgezet. Als het was verlijmd was het een veel strakker object geworden met een ander karakter.
Hoe gaan jullie om met trends en de korte levensduur van interieurprojecten?
Door de jaren heen is het geaccepteerd geraakt dat een interieur vluchtig mag of kan zijn. Daar proberen we kentering in te brengen al ligt het uiteraard aan de context. Een tentoonstelling is bij uitstek tijdelijk, daardoor moet je anders nadenken over alle materialen die je toevoegt en wat je er daarna mee doet. Retail kan ook een snelle omlooptijd hebben. Voor mij vallen werkomgevingen, woningen en scholen in dezelfde categorie en zouden deze een langere levensduur moeten krijgen dan nu gangbaar is.
Dat kan door bijvoorbeeld werkomgevingen te maken die veranderingen in werktrends kunnen overleven. Dit kun je doen door diversiteit aan te brengen in afmetingen van ruimtes en deze op verschillende manieren aan elkaar te verbinden. Dan kom je weer uit bij de knip tussen architectuur en interieur. Als je die kan vermijden kun je toekomstbestendiger ontwerpen en dus bouwen.
Maken jullie je ontwerpen circulair meetbaar?
Daarvoor zetten we nu een pilot op. We willen dat onze beslissingen een positieve impact hebben. Daarom willen we inzichtelijk maken wat de impact is van al die keuzes. In de praktijk wordt veel bepaald door kosten, levertijden en oplevertijden, er komt veel bij kijken. Door het meetbaar te maken weten we wat we moeten compenseren om ten minste CO2 neutraal te bouwen.
We denken er vooral over na hoe materialen door losmaakbaarheid hun waarde kunnen behouden. Zodat een nieuwe ontwerper of maker de waarde herkent en het materiaal opnieuw kan gebruiken. Door op deze manier te ontwerpen zijn er allerlei ontmanteling strategieën mogelijk.
Daarnaast tekenen wij met onze adviseurs (constructeurs, installateurs) in BIM. Dit programma kan je met alle mogelijke informatie over hoeveelheden, montage en andere specificaties laden. Dit maakt het heel geschikt om te kinken aan restwaardes of onderhoudsplannen. Als staat deze koppeling aan gebouwbeheer – wat betreft mijn kennis en ervaring – nog in de kinderschoenen.
De grote kracht van Kraaijvanger zijn de langdurige relaties die we door de tijd met onze opdrachtgevers hebben opgebouwd. Betrokkenheid op de lange termijn zorgt voor het zien van kansen voor herbestemming van materiaal. Kraaijvanger bestaat bijna 100 jaar, we willen zorgdragen voor dat wat we bouwen in de komende 100 jaar.
De belangrijkste take-aways:
Opheffen van de tweedeling tussen architectuur en interieur zodat vanaf het begin van het proces gezamenlijk over de behoefte en het gebruik wordt nagedacht.
Gebouwen worden duurzamer wanneer in het ontwerp rekening wordt gehouden met veranderingen in de toekomst, denk daarbij aan de gridmaat, capaciteit, luchtinstallaties en vrije indeelbaarheid.
Bouwende partijen moeten eerder bij het ontwerpproces worden betrokken.
Circulariteit heeft invloed op esthetiek maar hoeft niet per se zichtbaar te zijn.
Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Het interview is gehouden in samenwerking met Judith Montens en Baars & Bloemhoff.